Na een 4e plaats bij het NK in Stein in 2006 met 189 km en daarna nog een kleine 197 km in Apeldoorn leek mij dit jaar te tijd gekomen om eens een serieuze gooi te doen naar de 200 km. Wie weet op welke klassering ik dan zou uitkomen bij het NK. Er staan echter wel vele grote namen op de startlijst, dus is het meer realistisch om te hopen op een plaats in de toptien. Daar komt nog bij, dat de hierbovengenoemde gooi nu ook weer niet zo serieus is, want ik heb mijn training van de afgelopen maanden helemaal afgestemd op mijn deelname aan het Pieter-ROG-Pad in de eerste week van juni. Dat betekent dat ik niet super uitgerust ben: vorig weekend liep ik nog een 50 km wedstrijd en een marathon. Hierbij moet ik wel zeggen dat deze voorbereiding daarmee niet wezenlijk anders is dan vorig jaar. Naar Apeldoorn krijg ik een lift van Frank Schut. Het is zijn eerste 24 uur, voor mij de vierde, daardoor is het voor mij vooraf wat minder spannend. Helaas ben ik daardoor zo nonchalant geworden, dat ik me niet meer heb ingeprent welke rondetijd ik zou moeten lopen om aan 200 km te komen. Dat realiseer ik me pas als we reeds van start zijn gegaan, dus moet ik al lopend iets zien uit te rekenen. Het feit dat ik uitkom op 11 minuten bewijst maar weer dat lopen en rekenen niet samengaan. Dat de juiste rondetijd iets minder dan 12 minuten bedraagt, ontdek ik helaas pas zo rond de 80 a 90 km.
De mannen die iets in het klassement te betekenen hebben, Jan Albert Lantink, Math Roberts, Paul Beckers, Wolfgang Schwerk en Luigi Simbula, gaan eveneens behoorlijk hard van start, tussen de 11 en 12 km/uur. Misschien wel iets té hard, want ook zij krijgen het later moeilijk, waarschijnlijk mede doordat het ook na zonsondergang erg benauwd blijft, todat er ’s nachts eindelijk een klein buitje valt.
Tussen Jan Albert Lantink en Math Roberts lijkt nog wel even een spannende strijd te ontstaan, wanneer Jan Abert even een dipje heeft en Math langzaam dichterbij komt. Ik raad Jan Albert aan om lekker zijn eigen tempo te gaan lopen en Math voorlopig gewoon even te vergeten, maar ja, het is natuurlijk wel makkelijk kletsen als je geen koppositie te verdedigen hebt. Gelukkig krijgt hij er later zo te zien weer lol in, uiteraard mede omdat hij weer verder uitloopt op Math Roberts. De rest van het verhaal over mijzelf is een stuk minder interessant. In de tweede helft gaat het tempo steeds verder naar beneden, van rondes met een klein stukje wandelen (met 12 minuten nog wel op schema), naar alleen maar (stevig) wandelen met 15 minuten per ronde en vervolgens steeds langzamer wandelen, slenteren en af en toe gewoon een halfuur op de stoel zitten. Ik eet en drink van alles, ga een paar keer naar de WC, maar de energie keert niet terug en ik houd een vervelend gevoel in mijn maag. De spierpijn in mijn bovenbenen, al vanaf een km of 10, helpt ook niet echt. Een dip is maar tijdelijk, beweer ik altijd, maar vandaag dus niet. Het is wel een beetje balen, maar eigenlijk moet ik niet zeuren, want met 167 km laat ik wel 13 van de 19 NK-deelnemers achter me. Gelukkig redt Albert Heikens de eer van ATC’75. Bij de 6 uur, zijn eerste ultraloop, wordt hij eerste in zijn leeftijdsklasse. Als ik zondagmorgen om halftien na 14 uur slaap uit mijn bed stap, is de spierpijn gelukkig vrijwel helemaal verdwenen. Voor de rest voelt alles ook weer prima, zo ontdek ’s middags wanneer ik het niet kan laten nog even een uurtje te gaan lopen. Dus ik reken deze wedstrijd maar gewoon als een goede training. “Bijna vier marathons!”, merkt maandag een collega op. Tja, in de gewone wereld gelden weer heel andere maatstaven. |