“Er is ook een ultraloop bij!”, zei een clubgenoot vorig jaar, toen ze vertelde dat ze zich had ingeschreven voor de Connemarathon 2005. Een andere mede-ATC-er had zich ook al ingeschreven voor de marathon, waarover een stimulerend verhaal had gestaan in Runnersworld. Eerst twijfelde ik nog of ik mee zou gaan, omdat ik Texel dan zou missen, maar als ik niet mee zou gaan, zou het er misschien ook nooit meer van komen. En zo reisden op woensdag 23 maart de drie Musketiers uit het hoge noorden af naar Schiphol voor een korte vlucht naar Dublin, alwaar een huurauto klaarstond voor het laatste stuk naar Galway. Hoewel Ierland heel wat europeser is ingesteld dan bijvoorbeeld Engeland, rijden ze hier nog wel steeds aan de verkeerde kant van de weg. Dat was even wennen voor Sietse, die om praktische redenen gedurende de hele trip achter het stuur zat (voor het rijbewijs dat ik bezit heeft ons vervoermiddel sowieso al één wiel te veel, bovendien wilde het verhuurbedrijf extra geld voor een tweede chauffeur). De Euro’s zijn hier gelukkig al wel doorgedrongen en de officiële eenheden voor gewicht en lengte zijn gewoon de bij ons bekende gram en meter. Die laatste mag dan officiëel gelden, in de praktijk rekent de Ier nog steeds in mijlen. Een marathon is hier dus bijvoorbeeld geen 42,2 km, maar 26,4 mijl. Wegwijzers en snelheidslimieten zijn natuurlijk wel weer in km, de snelheidsmeter in de auto heeft grote cijfers voor mijlen en hele kleintjes voor km. Aangekomen in ons appartement blijkt ook dat verkeerd om gebouwd te zijn: woonkamer/keuken boven, slaapkamers beneden. Hierdoor moeten wij elkaar voortdurend corrigeren: als iemand zegt “kom, het is al laat, ik ga naar naar boven”, zeggen de anderen meteen “naar beneden, zul je bedoelen”. In de dagen voor en na de loop op paaszondag valt er hier in de buurt genoeg te zien. Zo is Galway is een aardig stadje om eens een middagje in rond te struinen. Ooit is hier het lynchen uitgevonden, maar daar merk je nu niets meer van. Iets naar het zuiden heb je het gebied “The Burren”, waar heel veel stenen liggen. Vroeger werden daar dolmens en stenen forten mee gebouwd, tegenwoordig is dat verboden. Je kunt de overblijfselen van de oude bouwsels nog wel bewonderen. Het meest spectaculaire stukje atlantische kust wordt gevormd door de “Cliffs of Moher”, die zich bijna 200 meter boven de oceaan verheffen, volgens de ANWB-gids. Bij een eerdere gelegenheid ben ik hier bij de aanblik van een parkeerterrein vol bussen snel doorgereden, maar de drukte is nu alleszins acceptabel. Ten noorden en oosten van Galway ligt dan natuurlijk ook nog Connemara, een prachtig stuk natuur, dat voor een deel tot nationaal park is verklaard. Je kunt hier prachtig wandelen of toertochtjes per auto maken, vooral de wegen langs de kust bieden spectaculaire uitzichten. Op de dag van het evenement zetten mijn medereizigers mij om 6 uur ‘s morgens af bij de opstapplaats van de bus naar het Peacockes hotel in Connemara, dat als verzamelplaats fungeert. Daarna gaan ze terug naar het appartement om nog een kop thee te drinken, want hun bus gaat pas een uur later, zo was het idee. Helaas: om 6 uur geen bus. Om 6:15 uur nog steeds geen bus. Om 6:30 uur zien we eindelijk een bus, maar die rijdt door. Gisteravond voelde ik al een fikse verkoudheid opkomen, die vanochtend redelijk is opgebloeid en het is nu behoorlijk fris, daarom had ik gehoopt snel in een warme bus te kunnen plaatsnemen. Met andere woorden: de stemming zit al goed in als om ongeveer 6:35 uur de bus die we net zagen, weer is teruggekeerd en in onze buurt stopt. Nadat de chauffeur is verteld waar we naar toe moeten, hoe hij daar moet komen en dat hij niet tot 7 uur moet wachten met rijden, vertrekken we eindelijk naar Peacockes. Afgezien van het gekleum maakt de vertraging overigs niets uit, want de start van de ultraloop is pas om 9 uur, zodat we nog ruimschoots tijd hebben voor de reis, het ontbijt en de briefing. De briefing bestaat naast informatie die we al schriftelijk hadden, voornamelijk uit de routebeschrijving (vier keer rechtsaf) en een anekdote van een deelnemer aan de halve marathon van vorig jaar, die zeer enthousiant was geweest over de uitstekende verzorging onderweg, niet wetende dat de koekjes en de energierepen uitsluitend waren bestemd voor de ultralopers. Iedereen lachen natuurlijk. Voor we kunnen gaan lopen, moeten we eerst nog weer even de bus in, om het rondje op precies anderhalve marathon te laten uitkomen. Ondanks de concurrentie van Texel staan er ook nog een paar andere nederlanders aan de start: Han Frenken, Jean-Antoin van de Rijzen en gelegenheidsbelg Jan-Willem Dijkgraaf. Om 9 uur stuurt de race director Ray O’Connor ons persoonlijk op weg. Mijn gesnotter valt nog mee en als ik langzaam genoeg blijf lopen, dan moet het te doen zijn, maar ik voel me wel wat onzeker. Er zijn twee eleminatiepunten: de halve marathon moet na 2:15 uur zijn voltooid en de hele na 5 uur. Met ongeveer 10 minuten per mijl moet dat lukken (ja, reken het maar eens rustig na). Tot de halve marathon is er bij de verzorgingsposten alleen water, niet in bekertjes, maar in handige 300 cl zuigflesjes. Vanaf het halve marathonpunt (waar de start van de hele is, iedereen finisht bij het Peacockes hotel) is er ook sportdrank en vast voedsel. Tot de helft gaat alles prima: het wordt mooi weer, het jasje kan uit, de weg golft een beetje, omhoog loop ik wat langzamer, omlaag iets sneller. Ik geniet van het uitzicht: heuvels, meren, beekjes, en overal staat gele brem te bloeien. Hier en daar staan de pas gestoken turfjes in de zon te drogen (heel Ierland ruikt er naar). Halverwege begint mijn tempo wat te zakken, plotseling wordt ik door een aantal andere lopers ingehaald en het is net alsof de golfjes in de weg steeds hoger en steiler worden. Bij de volgende verzorgingspost maar weer even wat eten. Helaas, bij de volgende verzorgingspost is het eten op en er is ook geen sportdrank meer, alleen water. Ik vroeg me bij de start al af, waarom sommigen zoveel tubes gel met zich meesjouwden. En die anekdote, dat was dus geen anekdote, maar een waarschuwing: doorlopen als je nog wat wilt hebben. Hier ligt voor de organisatie nog een kans om iets te verbeteren naar mijn idee. Bij het marathonpunt (waar de halve is gestart) gaan we weer rechtsaf en begint de weg echt te klimmen. Gelukkig ben ik wonder boven wonder weer wat opgeleefd en kan ik het met een nog iets lager tempo goed volhouden, af en toe wandel ik op de wat steilere stukjes een eindje. Helaas is mijn opleving niet duurzaam, want een paar kilometer verderop (kan ook mijl zijn) waar het weer iets vlakker is, krijg ik mijn volgende inzinking. Zou die verkoudheid me nu toch gaan nekken? Een bord langs de kant van de weg kondigt gelukkig de volgende waterpost aan, maar helaas blijft het bij alleen dat bord, of was het een fata morgana? Ondanks alles toch maar proberern door te gaan, je krijgt hier wel een echt ultraloopgevoel van. Kennelijk begint de organisatie nu toch wakker te worden, want een eindje verderop stopt een auto en als ik langs kom duwt de bestuurder mij twee flessen water in de handen. Later krijg ik zelfs nog iets van hem te eten, zodat ik langzamerhand toch weer wat tekenen van leven begin te vertonen. Bij de laatste klim die tevens het zwaarste stukje van het traject is, ga vrij gemakkelijk naar boven. Verscheidene lopers die urenlang bij me in de buurt liepen, laat ik nu definitief achter me. Zelfs de twee vrouwen die ik bijna de hele race als stipjes aan de horizon zag, zie ik steeds dichterbij komen. Na een eindsprintje kom ik vlak achter ze over de streep, toch nog binnen 7 uur, wat vooraf ook mijn inschatting was. Na de finish doorkomst is mijn blik kennelijk zo gefixeerd op iets eetbaars, dat ik de T-shirt-uitdelers over het hoofd zie (of zij mij, het is maar hoe je het bekijkt). Terug in het Peacockes hotel, biedt een aardige Ier aan, om er alsnog een voor me op te halen, een aanbod dat ik niet kan weerstaan, want ik zie voorlopig geen kans om weer op te staan. Als ik zie hoe hij zich voorbeweegt (lopen kun je het nauwelijks noemen) voel ik me alweer schuldig. Na uitgebreid bijtanken ga ik op zoek naar mijn clubgenoten in het doolhof van allerlei kamertjes en gebouwtjes, waaruit het hotel is samengesteld. Als ik ze heb gevonden, maken ze gewag van een nogal chaotische finish bij de marathon. Beiden hebben ze de klus binnen 4 uur geklaard, wat ook wel ongeveer de verwachtig was. Het verkoudheidsvirus heeft hen inmiddels ook te pakken, dus de papieren zakdoekjes voor de komende dagen kunnen we groot inkopen. Op woensdag 30 maart keren we weer huiswaarts na deze geslaagde trip. |