Het is 10 september, 10:00 uur en we zijn in Winschoten, alwaar in 10 rondjes de strijd om het Europees Kampioenschap 100 km zal worden beslecht. Behalve de kinderen uit de buurt mogen ook ultra-trimmers zoals ik de snelle vrouwen en mannen in de weg lopen. Van die gelegenheid maak ik natuurlijk graag gebruik, het is immers maar een halfuurtje rijden. De hele week heb ik me al op deze dag verheugd. Waarom, weet ik eigenlijk niet precies, mijn ambitie om 9:30 te lopen heb ik al laten varen na een hamstringblessure in de voorbereiding. Het idee is nu: een vlak schema lopen, de laatste 10 km het snelst, eindtijd onbelangrijk. De start is dit jaar 3 uur eerder dan bij vorige afleveringen, hierdoor kunnen meer deelnemers bij daglicht de finish halen. Bij warm weer kan het echter ook een nadeel zijn. De vorige RUN waaraan ik meedeed was die van 2003. Dat was tevens mijn 100km-debuut en daardoor toch wel een beetje spannend. Deze keer werk ik alle voorbereidingen routinematig en ontspannen af, ik hoef immers niets vandaag. Voor de zekerheid start ik achteraan, dan haalt niemand me in. Een vlak schema lopen is op zichzelf niet zo moeilijk: gewoon héél langzaam lopen, zodat je nog fit over de finish komt. Echter in combinatie met een goede tijd, en ik wil er vandaag toch wel uithalen wat er in zit, moet je een goed idee hebben van wat je tijd zou kunnen zijn, om het juiste aanvangstempo te kunnen bepalen. Ik besluit om me te richten op ongeveer 10 uur, dat rekent lekker makkelijk en moet, als het een beetje meezit, haalbaar zijn. De afgelopen maanden heb ik de meeste wedstrijden en trainingen in ongeveer 10 km/uur gelopen, veelal in wat zwaarder terrein dan hier. Het grootste deel van deze ronde is geasfalteerd, alleen in de eerste kilometers zitten nogal wat klinkers, het gebouw waar je de finish passeert is er zelfs naar genoemd. Bij de eerste waterpost pak ik een bekertje, neem een slok en gooi de rest over mijn hoofd. Het is bewolkt, maar toch al iets minder fris dan vanochtend vroeg. Tijdens het tweede rondje wordt de bewolking al dunner en in het derde breekt de zon echt door. Gelukkig waait het ook nog een beetje, zodat ik er, mede met de hulp van genoeg sponzen, niet te veel last van heb. Het weerbericht heeft ook de mogelijkheid van onweer aangegeven, maar daar lijkt het nog niet op. Voor alle zekerheid heb ik wel mijn voetzolen afgetapet, om geen blaren te krijgen als het nat wordt. Daarnaast heb ik me ingesmeerd met factor 20; bruin hoef ik niet te worden, niet verbranden is het enige dat voor mij telt. Er staan inmiddels zoveel kinderen met bekertjes en sponzen op de weg, dat ik af en toe moet vragen of ik er even tussendoor mag. Afgezien daarvan maak ik natuurlijk wel graag gebruik van hun diensten. Het meeste water giet ik over mijn hoofd, om te drinken gebruik ik cola of sportdrank. Zelf heb ik nog twee bidons meegenomen gevuld met half cola, half water en een snufje zout. Voor ik het weet, zitten de eerste 5 rondjes erop, allemaal in ongeveer een uur. Ik voel me nog steeds fit, maar dat heeft nu nog niets te betekenen. Pas na 7 rondjes zou het iets moeilijker mogen gaan. Of zoals Jan Knip het ongeveer zei: als je 100km moet lopen, dan ben je bij 70km op de helft. Dus nog 2 rondjes “freewheelen”, desnoods maar iets langzamer. Na het begin van het 6e rondje krijg ik er ineens toch iets meer moeite mee, ben ik dan toch te optimistisch geweest? Als ik bij de 1e km arriveer, weet ik hoe het komt: 20 seconden te snel, sukkel! De rest van het rondje corrigeer ik het weer geleidelijk, zodat ik toch weer op een uur uitkom. Het volgende rondje maak ik nog een keer deze fout, weer te snel over die klinkers! In rondje 8 ben ik kennelijk al te moe voor nogmaals dezelfde fout. Dus de moeilijkste kilometers zitten er nu op, te snel lopen lukt niet meer. Nu hoef ik alleen nog maar de zwaarste te doen. Tot nu toe was het meer een gok, maar langzamerhand groeit het besef dat ik dit tempo tot het eind kan volhouden, ik moet het alleen nog even afmaken. Ik begin mijn bovenbenen wel een beetje te voelen en het is verleidelijk om het tempo wat te laten zakken. Maar de gedachte dat dan de hele wereld zal kunnen zien, dat ik mezelf overschat heb, is dusdanig onverdragelijk, dat ik liever duizend doden sterf, dan aan die verleiding toe te geven. Laatste rondje: ik zie niet veel meer, mijn blik blijft strak gericht op het stukje straat, waarop ik zometeen mijn volgende stappen ga zetten. Op de kilometertijden let ik niet meer, ik heb besloten gewoon zo hard mogelijk te door lopen en pas bij de finish weer op de klok te kijken. Het laatste rechte stuk kan er nog een tandje bij, nog even door dat lastige bochtje met een paar vervelende oneffenheden en ik kan de klok stilzetten op 9:55. Hé, denk ik, dat liep ik twee jaar geleden ook. In het NK-klassement zijn er 10 voor me. Volgens de speaker heb ik een PR gelopen. En inderdaad: wel 19 seconden sneller, dit is echt boven mijn verwachting, een 10! Moraal: denk niet in kilometers, maar in rondjes, dan lijkt het korter. |