In het startvak houd ik voor de zekerheid mijn jack nog aan, maar zodra we lopen is dat eigenlijk meteen al te warm. Na de eerste ronde gaat het dus meteen weer uit. Ik heb geen idee waartoe ik vandaag in staat ben. Na Röntgenlauf, Berenloop, Olne-Spa-Olne en Boscross Marathon ben ik begin januari eindelijk eens echt gaan uitrusten van Spartathlon. Vervolgens meteen alweer de Big Dirty Sixty. Dat ging goed, maar viel me erg zwaar. De Midwintermarathon ging met 3:22 ook goed, maar wel een paar minuten langzamer dan vorig jaar. Vorige week heb ik het weektotaal opgevoerd tot 120 km. Dat wil ik deze week weer, maar daarvoor moet ik vandaag dan wel 66 km lopen. Bij de Galgenberg Marathon, een week geleden, kreeg ik de laatste 5 km weer wat last van mijn achillespees. Daarom is het snelheidswerk deze week even achterwege gelaten en ben ik nu wel redelijk goed uitgerust. De eerste ronden let ik niet zo op het tempo, eerst maar eens rustig warmdraaien. Hier en daar een praatje maken en zo ontspannen mogelijk lopen. Na een tijdje raak ik verzeild in een groepje, waarvan Gerry Visser de Captain is, volgens het komisch duo dat het commentaar verzorgt. Op een gegeven moment heb ik daar wel genoeg van en als ik voorop kom te lopen door plas- en drinkpauzes van de anderen zie ik mijn kans schoon. Ik versnel licht, zodat ze me niet meer inhalen. Ik heb niets tegen gezelschap, maar om me goed op het lopen te kunnen concentreren heb ik graag wat ruimte om me heen. Op de stukjes vals plat laat ik het tempo het liefst een beetje zakken, om weer iets te versnellen als het weer omlaag gaat. In een groep is dat vaak lastig, omdat veel mensen de neiging hebben om steeds hetzelfde tempo vast te houden. Volgens mij is dat energieverspilling.
Na een uur of twee zit ik lekker in mijn ritme. In het begin dacht ik dat een rondetijd van zo’n 16:20 net iets te snel was, maar ik voel me er nu prettig en ontspannen bij. Hiermee moet ik na vier uur nog redelijk fit zijn en kan ik dan proberen iets te versnellen. Als ik het vijfde uur goed doorkom, dan lukt de rest ook wel. Halverwege heb ik 11 ronden, als ik dat ook de tweede helft doe, kom ik zeker op de gewenste 66 km. (Op dat moment vergeet ik even dan de ronde niet precies 3 km is, maar net iets meer.) Als de eerste vier uur bijna zijn verstreken, begint het wat zwaarder te worden en besluit ik om maar in hetzelfde tempo voort te blijven hobbelen. De gehoopte versnelling zet ik maar uit mijn hoofd. Maar zelfs het vasthouden van het tempo is bijna niet te doen. Ik vraag me af of ik niet te veel mineralen verlies door alleen maar water te drinken. Kort voor de verzorging veeg ik het zout van mijn voorhoofd en lik het van hand. Het smaakt echt heel zout, gelukkig kan ik er vrij kort daarna wat water achteraan gieten. En het is vast toeval, maar vrij snel gaat het nu weer beter. Het lopen gaat gemakkelijker terwijl het tempo zelfs nog iets omhoog gaat. Heb ik nu een nieuw geheim wapen uitgevonden? (Oeps, nu is het al niet meer geheim.) Een paar minuten vóór het ingaan van het laatste uur passeer ik weer de finishlijn. Ik heb al uitgerekend dat ik er net geen vier ronden bij zal krijgen. Vanaf nu let ik vrijwel niet meer op tijden. Het is gewoon de rondjes aftellen en lopen voor wat je waard bent. Het gaat echt zwaar, maar ik kan nu zonder bezwaar alle reserves aanspreken, want het karwei is bijna geklaard. Iedereen die nog iets tegen me zegt, krijgt alleen een opgestoken hand als antwoord, want ik heb geen adem meer om iets terug te zeggen. In de laatste ronde zijn er bij het 2 km punt nog vijf minuten over. De finish ga ik dus net niet meer halen, al kom ik behoorlijk in de buurt (op 90 meter, blijkt in de uitslag. ) Vlak nadat ik gestopt ben, moet ik nodig plassen, dus de uitdroging valt mee.
Van startschot tot eindsignaal heb ik constant kunnen doorlopen, zonder een seconde te verliezen aan eet- en drinkpauzes of toiletbezoek. Alleen heb ik elke ronde bij het drinken van het bekertje water even het tempo iets ingehouden.
De echt snelle jongens, een Rus en een Hongaar, hebben aangekondigd een poging te doen om het wereldrecord van ruim 92 km, ook gelopen op dit parcours, te verbeteren. Vanaf het begin lijkt het er echter meer op, dat ze vooral de strijd met elkaar aan gaan. Dat is een beetje vreemd, want het strijden om de eerste plaats en het lopen van een record zijn twee heel verschillende dingen. De strijd om het klassement gaat vaak gepaard met tempowisselingen, terwijl een recordpoging meer gebaat is bij een constant tempo. Na 3 uur zit de Rus op een schema van 95 km volgens de commentator. Ik zou zeggen: loop de eerste 3 a 4 uur op het schema van het bestaande record en probeer dan te versnellen. Maar wie ben ik om zo’n topper de les te lezen. Misschien had hij op grond van het verloop van zijn training, daadwerkelijk aanleiding om aan te nemen dat hij zeker die 95 km zou kunnen halen. Maar het lijkt mij een erg grote sprong.
De beste Nederlander is Robert Boersma met maar liefst ruim 80 km. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar het is dan ook zijn debuut op de ultra volgens het |