Toen vorig jaar de JKM van 2014 werd aangekondigd, bleek deze keer gekozen te zijn voor een afstand van 125 km met een tijdslimiet van 16,5 uur (exclusief een halfuur varen), dus gemiddeld 7,5 km/uur, dat leek me goed te doen. Omdat mijn Spartathlon van 2008 nog steeds een geldige kwalificatie was, schreef ik me vol vertouwen in. Zo ziet windkracht 4 tegen eruit bij Wassenaar. Foto: Erik van Leeuwen Enige weken voor de wedstrijddag wordt echter de voorpret behoorlijk verstoord doordat er ineens nog extra limiettijden voor diverse tussenafstanden worden gepubliceerd. Dat doet me weer terugdenken aan de versie van 2008, toen ik net de tussenlimiet halverwege haalde, maar vervolgens uitviel omdat ik mezelf over de kop had gelopen. Achteraf had ik ontzettend spijt van mijn opgave, ik had beter een voorbeeld kunnen nemen aan Prisca Vis, die in Wijk aan Zee langs de weg lag onder haar alu-dekentje, terwijl ik in de bezemwagen langsreed, maar uiteindelijk toch lopend in Den Helder arriveerde. Wat doe je dan? Afzeggen? De meeste tussentijden lijken wel haalbaar, dus laat ik toch maar van start gaan. Alleen een gemiddelde van 8,5 km/uur tot Noordwijk (40 km) lijkt me lastig als het hard waait, want dan haal ik hooguit 8 km/uur, zo weet ik nog uit 2008. Toen hadden we pech: bijna altijd loop je richting Den Helder voor de wind, maar juist die dag kwam de wind uit het noorden. Het zou wel héél toevallig zijn als dat net nu weer zo zou zijn. Helaas is het dus wel zo. Vrijdag overdag staat er in Hoek van Holland zelfs windkracht 6 uit het noordwesten. Als we om 12 uur ’s nachts gaan lopen is het afgezwakt tot kracht 4 noordoost, dus pal tegen. De hoop is dat de wind nog verder naar het oosten draait zodat we misschien wat beschutting van de duinen hebben. Hoe dan ook, we moeten het ermee doen. Mijn zus, die in Hoek van Holland woont, brengt ons naar het verzamelpunt bij de Hookers. Ik heb deze keer de zeldzame luxe van een eigen verzorger van mijn trimclub: Heleen heeft zich spontaan aangemeld zodra ze hoorde dat ik hier ging meedoen. Kort na de start op de pier loop ik zoals verwacht helemaal achteraan, samen met Endy. Eenmaal op het strand aangekomen, verdwijnt ook hij langzaam in de duisternis. Nog lange tijd vormen de achterlichten van de auto die met de kopgroep meerijdt een richtpunt. Als die definitief uit het zicht zijn, kan ik toch nog steeds het bandenspoor volgen zodat ik gemakkelijk de plaatsen kan omzeilen waar de zee wat verder op het strand komt. Daarnaast is het bijna volle maan en zijn er weinig wolken, dus het is prachtig om hier te lopen. Alleen de wind maakt het wat lastig, maar ik hou vast aan een ontspannen loopstijl en haal daarmee een gemiddelde van ruim 8,5 km/uur over de eerste 20 km. Na de Wassenaarse Slag (29 km) begint mijn maag wat op te spelen, waardoor mijn tempo zakt. Nog even zie ik Endy terug, ongemerkt heb ik hem ingehaald doordat hij wat uit koers was geraakt en in het mulle zand bij de duinen terechtkwam. Er treedt hier een merkwaardig soort gezichtsbedrog op: terwijl je evenwijdig aan de zee loopt lijkt het juist alsof je er schuin naar toe loopt. Gelukkig zijn de bandensporen nog steeds een goede leidraad. Ik probeer Endy in het oog te houden en kom zo nog redelijk vlot in Noordwijk, maar daarna voelt mijn maag zo slecht dat ik af en toe moet gaan wandelen. Na een heel licht regenbuitje is de wind vrijwel weg, maar in de buurt van Zandvoort is het strand vreselijk zwaar. Het is wel mooi vlak, maar bij elke afzet zak je weg en dat vreet kracht. De post in Zandvoort is verder weg dan ik dacht, wat het mentaal niet gemakkelijker maakt. Gelukkig protesteert mijn maag niet tegen eten en drinken, maar ik voel me wel ontzettend misselijk waardoor mijn benen blokkeren. Op een gegeven moment heb ik weer een redelijk hard strand en geen wind, maar toch kom ik bijna niet vooruit. Op zoek naar een nieuw ritme kom ik uit bij afwisselend 100m wandelen gevolgd door 900m, ja hoe noem je het, onreglementair snelwandelen? Gemiddeld haal ik nu minder dan 7 km/uur.
Tegen 8:00 uur geeft mijn GPS 60 km aan, nog een kleine 5 km tot de haven. Stipt 8:30 uur zal niet helemaal lukken, maar ze zullen toch wel even wachten neem ik aan? Ik neem me voor om straks een flinke rust te nemen en goed te eten, om vervolgens op mijn eigen tempo naar Den Helder te lopen, binnen de tijd of niet, dat maakt me niet meer uit. Mijn eerste gedachte is: ik zál lopend in Den Helder komen! Maar hoe kom ik aan de overkant? Heleen heeft de coördinaten van “Sea You” niet in de geleende TomTom laten programmeren, dus vraagt ze de weg aan iemand bij de haven. Die zegt: “Dat is erg ingewikkeld om uit te leggen, het lijkt me eenvoudiger als ik u een lift geef”. Hij blijkt toevallig de baas van het botenbedrijf waar we voor staan. Dat is natuurlijk een geweldig geluk bij een geweldig ongeluk, maar terwijl ik wacht op de bemanning die zich klaarmaakt, wordt ik ontzettend pessimistisch. Mijn maag voelt ineens weer heel slecht, ik krijg het koud, vergeet te eten, voel me tegengewerkt, ben onzeker over het avontuur dat ik tegemoet ga en Prisca is helaas even niet in mijn gedachten. Uiteindelijk hak ik de knoop door en besluit te stoppen. En opnieuw heb ik daar achteraf weer ontzettend spijt van, net als zes jaar geleden. Ik heb het nu wel helemaal gehad met wedstrijden waarbij het wel de bedoeling lijkt om zo weinig mogelijk deelnemers aan de start te krijgen en vervolgens daarvan ook nog zo weinig mogelijk te laten finishen. Maar goed, wie organiseert, die bepaalt, daar kun je niets van zeggen en al helemaal niet als je hebt verloren. Misschien is Barkley het ideaal wat men voor ogen heeft, daar haalt gemiddeld eens per twee jaar iemand de finish. |