• 18 april 2024 06:11

Ultratrimmer

Hardlopen, wandelen en soms een bergtocht

Spartathlon

sep 24, 2008

Niets is onmogelijk

Ik trainde tot aan de grenzen van wat mijn lichaam aankon. Toch was ik er lang niet zeker van of dat voldoende zou zijn.

Het parcours

Eerst is er de stinkende stad, dan de kust, met af en toe fraaie uitzichten over de zee. Dan een diep in de rotsen uitgehakt kanaal en later, aan de andere kant in de verte, de binnenzee. Na rustige wegen langs olijfbomen en wijngaarden, is er de duisternis. Lopen wordt wandelen bij de klim naar het begin van de pas. Struikelend de pas over, bijna buiten de tijd, haastig verder.

Dan is het weer licht. En er is weer rust, in de benen, in het hoofd en op de weg, waarlangs niet veel bijzonders te zien is, dus ook de ogen hoeven niet veel te doen. Tenslotte is er dan die weg, die drukke weg, met rakelings langsrazende vrachtwagencombinaties, waarvan de drukgolf je bijna doet omvallen. Die weg, die eindeloze weg, met zijn vele klimmetjes en afdalingen, waar het toch nog behoorlijk warm wordt.

Dan de wat kleinere, maar net zo stinkende stad. Over de drooggevallen rivier, waaruit we straks te drinken krijgen. Eindelijk, een straat zonder verkeer, het parcours loopt hier dood. De finish is bereikt.

De wedstrijd

De start

Mentaal is het van te voren een lastig spelletje: je moet hier met voldoende zelfvertrouwen naar toe, maar tegelijkertijd moet je de zwaarte ook niet onderschatten. De twijfel die ik vooraf had was natuurlijk ook een beetje om mezelf te beschermen tegen een al te grote teleurstelling voor het geval ik het niet haal. Nu ik eenmaal aan de start sta, heb ik toch wel de overtuiging dat finishen absoluut tot de mogelijkheden behoort, maar zeker voel ik me lang niet. Aan de andere kant kan ik me ook niet voorstellen dat ik zal moeten opgeven.

Met bussen zijn we ruim op tijd naar de Acropolis gebracht. Gelukkig kunnen we hier nog naar het toilet. Het is nog donker, aan de vrijwel wolkenloze hemel is nog een klein streepje maan zichtbaar. Bij de start weten de meeste Nederlandse en Belgische deelnemers elkaar te vinden en we wensen elkaar succes. Stipt om zeven uur gaan we op weg, eerst door een paar kleine straatjes, maar al snel bevinden we ons op de grote verkeersader waarlangs we Athene zullen verlaten.

Jaren lang hoor je allerlei verhalen over deze wedstrijd, sommige dingen worden behoorlijk aangedikt en andere dingen die je niet weet, worden door je eigen fantasie vanzelf ingevuld. Door dit alles bij elkaar was is hele evenement in mijn hoofd uitgegroeid tot dezelfde mythische proporties als de legende waarop het gebaseerd is. Maar om heel eerlijk te zijn: als je eenmaal gestart bent, is het eigenlijk een doodgewone loopwedstrijd over de weg. Het is alleen een beetje een lange weg …

De eerste kilometers zijn stijgend, maar na enige tijd gaat het behoorlijk lang omlaag, want we gaan richting de kust. De daling gebruik ik om alvast wat voorsprong ten opzichte van de limiet op te bouwen. Als we de stad en de raffinaderij achter ons hebben gelaten, kunnen we regelmatig genieten van fraaie uitzichten op de zee. De eerste verzorgingsposten laat ik links liggen, ik heb zelf genoeg water bij me in mijn bidon.

Korinthe

Het Korinthe Kanaal is indrukwekkend, ik ga wandelend de brug over om even rustig te kunnen kijken. Kort daarna is de eerste grote verzorgingspost op 81 kilometer, waar ik Thijs en Jenni aantref met hun verzorgers Monique en Anneke. Ubel is ver voor ons en Ernst gaat natuurlijk helemaal als speer, rustig starten is nu eenmaal niet zijn stijl. Ferry heb ik al in Athene achter me gelaten en Ron liep aanvankelijk voor me, maar toen ik hem een aantal kilometers terug passeerde, had hij last van een blessure. Ik hoop dat ik een stukje samen met Jenni en Thijs kan lopen, maar bij het verlaten van de post zie ik ze ineens niet meer. Ik heb nu bijna 40 minuten speling.

Ik had gehoopt aan het eind van de dag ongeveer een uur voorsprong te kunnen hebben, maar veel meer dan een halfuur wordt het niet en daarom is het al donker als ik aankom bij de post waar mijn lampjes en extra kleding liggen. De kleding laat ik liggen, daar is nog te warm voor.

Nemea

Op weg naar Nemea begint het lopen ineens zo zwaar te worden, dat ik eigenlijk wil stoppen. In één etappe verlies ik 10 minuten van mijn reserve. Helaas heb ik met mezelf afgesproken dat ik blijf lopen totdat ik er door de organisatie uitgehaald wordt, dus zal ik nog ongeveer twee verzorgingsposten verder moeten. Als ik bijna letterlijk omval van de slaap, vraag ik om koffie bij een verzorgingspost, maar juist hier hebben ze dat niet. Gelukkig heb ik nog een Go Gel met cafeïne bij me. Niet dat ik daar op slag helder van wordt, maar ik weet me wel naar de post in Nemea te slepen. Eigenlijk wil ik direct verder, maar Anneke en Monique zetten me op een stoel en halen koffie en verder alles voor me wat ik wil. Thijs zit nog steeds voor me, maar Jenni blijkt nu ineens achter me te zijn. Na een welbestede 10 minuten ga ik weer verder en met nog 20 minuten reserve gaat het weer een heel stuk beter.

De “trail” na Nemea blijkt gewoon een slechte geasfalteerde weg met hier en daar en gat en wat losse stenen. Om half een ben ik bij mijn tweede tas met extra kleding, die ik nu maar wel aantrek. In het donker hoor ik ineens mijn naam. Het kan natuurlijk niemand anders zijn, maar toch heb ik even moeite om Thijs te herkennen. Hij heeft het moeilijk. In Lyrkia zie ik Anneke nog even. Op de steile weg naar het begin van de pas wandelt vrijwel iedereen. De post vóór de pas wordt “Base Camp” genoemd, het lijkt wel of we de Mount Everest gaan beklimmen. Ik heb hier nog een muts en een tweede jack liggen, maar die heb ik niet nodig want het is helemaal niet koud.

De bergpas

Over de Sangas Pas hoor je zeer uiteenlopende verhalen. De één huppelt er met gemak overheen, terwijl een ander meent dat het halsbrekende toeren kost. Volgens Philip Verdonck moet je aan het begin anderhalf uur reserve hebben om niet de limiet te overschrijden. Ik heb slechts een halfuur en daarvan is bovenop de pas nog maar 10 minuten over. Na een korte pauze probeer ik in de afdaling weer wat tijd terug te winnen, maar in Sangas is het nog steeds 10 minuten en bij de volgende posten soms nog minder. Op deze manier haal ik Sparta nooit. In Nestani ligt een rugzakje voor mijn overbodige kleding dat ik maar meeneem, want het is nog fris en ik heb eigenlijk ook geen tijd om me om te kleden. Tot overmaat van ramp moet ik ook nog de bosjes in. Dat wil zeggen: bosjes zijn hier niet, maar ik moet toch. Weer verstrijken een aantal kostbare minuten.

Het is weer licht en het wordt warmer, mijn jack en lange tight gaan in het rugzakje, dat ik bij een verzorgingspost achterlaat. Gaandeweg wordt mijn voorsprong op de sluitingstijden weer wat groter, terwijl ik toch heel ontspannen loop, met elke paar honderd meter een heel klein stukje wandelen. Ook met eten en drinken heb ik geen enkel probleem: stukjes banaan, een handje rozijnen, wat vruchtensap en af en toe een zakje ORS bij het water in mijn bidon. Dit móet toch vol te houden zijn? Ik geloof dat ik het ga halen!

Tegea

Voorbij Tegea komen we op de drukke autoweg naar Sparta, nog ruim 50 kilometer te gaan, maar tijd genoeg. Het eerste stuk gaat nog, maar langzamerhand komen er meer bochten en hellingen. Vooral bij het dalen gaan de bovenbenen steeds meer pijn doen en omdat het wegdek in de bochten behoorlijk scheef loopt, raken ook de spieren aan de voorkant van mijn onderbenen overbelast. In de linkerbochten is er vaak geen asfalt meer buiten de kantstreep, dus zijn we gedwongen echt op de weg te gaan lopen, terwijl het tegemoetkomend verkeer ons pas op het laatste moment ziet.

Het tempo zakt en ik krijg het gevoel, dat niet alle lopers die ik nu om mij heen zie, op tijd binnen zullen zijn. Dus verkort ik de wandelpauzes iets en ga ik wat haastiger langs de verzorgingsposten. Ik let niet meer op de sluitingstijden van de posten, ik kijk alleen hoever het nog is en wat de resterende tijd is. Even verder is het nog ruim 15 kilometer met nog 3 uur te gaan. Regelmatig een stukje hardlopen moet dus voldoende zijn. Maar dan moet ik niet mijn bidon bij de verzorgingspost laten staan, zodat ik weer ongeveer 50 meter terug moet.

Naar de finish!

Op weg naar de laatste post voor de finish word ik toch nog ongerust: zowel voor als achter me zie ik geen enkele andere loper meer en volgens mij had ik al lang de brug over de Evrotas rivier met de post moeten zien. Ik heb geen tijd meer voor vergissingen, het zal toch niet op het allerlaatste moment nog misgaan? Vertwijfeld vraag ik aan de bestuurder van een ambulance of ik nog wel op de goede weg zit, maar hij verstaat me niet of hij begrijpt me niet. Het is natuurlijk ook een onzinnige vraag. Even later zie ik eindelijk de brug, maar van de post nog geen spoor, verdorie! Het blijkt nog een paar honderd meter verder aan de overkant te zijn. Getergd door dit gebeuren, besluit ik om er dan nu maar zo snel mogelijk een eind aan te maken en de laatste 2 kilometer naar de finish in één ruk door hardlopend af te leggen.

Het gaat nog even flink omhoog, wat wel zo prettig is voor de bovenbenen, maar ik begin er voor het eerst in 36 uur wel een beetje van te hijgen. Dat moet je hier niet te lang doen, want al snel begint mijn keel pijn te doen door de slechte luchtkwaliteit. Ik passeer nog een paar andere lopers en krijg een politiemotor naast me. In de straat waar de finish aan het eind is, loopt er nog een Japanner voor me, die verschrikt achterom kijkt als hij het publiek op de terrassen hoort applaudisseren voor mij. Ik voel me uitgedaagd als hij zijn pas versnelt, ik weet dat ik hem met een volle sprint nog voorbij kan. Maar ik denk aan mijn reeds getormenteerde achillespezen en aan die arme Japanner, die misschien wel harakiri pleegt als hij zijn zeker lijkende 142e plaats op het laatste moment nog uit handen moet geven.

Het beeld van Leonidas gaat schuil achter de aankleding van de finish als ik aan kom lopen. Er liggen een paar plankjes op de hoge treden en daarover storm ik naar boven. Dan is er even niets. Ik moet wachten op de Japanner en die weer op zijn voorganger. Als het dan mijn beurt is voor de rituelen (beeld aanraken, zogenaamd Evrotas-water, kroontje van olijftakken, herinneringsplaquette, foto) houd ik het niet meer droog door de vermoeidheid en de emoties. Hiervoor doe je het dus: iets doen waarvan je dacht dat je het niet kon, dat is een gevoel dat op geen enkele manier te beschrijven is. De twee momenten waarop ik dacht te moeten opgeven komen weer boven, tóch heb ik het gehaald!

En dan …

Na de finish had ik verwacht in een zwart gat te vallen, maar gelukkig is Anneke er om me op te vangen. Ook zitten Ubel en Erna er nog tot mijn verbazing, in mijn gedachten moest hij al minstens een uur binnen zijn. Jenni heeft bij het begin van de pas moeten stoppen, Thijs heeft nog wel de andere kant gehaald, maar heeft kort daarna ook moeten opgeven.

IJverige EHBO-ers willen van alles met je, maar een voetbad is voor mij al meer dan voldoende. De meeste lopers kregen daarna een paar slofjes, maar die zijn nu op en dus mag ik met alleen een paar plastic zakjes aan mijn voeten over het ruwe beton naar de taxi lopen. Die brengt me samen met een paar andere lopers naar het hotel. Er is nog een diner en een prijsuitreiking, maar als ik na een verfrissende douche even op mijn bed lig, kom ik tot de conclusie dat dit voor mij voorlopig de beste plek is om te vertoeven.


Niet te geloven, ik ben gefinisht!